-
1 common
adj. gemeen, gemeenschappelijk; gewoon; algemeen--------n. openbaar gebiedcommon1[ kommən]♦voorbeelden:2 out of the common • ongewoon, ongebruikelijk¶ in common • gemeenschappelijk, gezamenlijkin common with • evenals, op dezelfde manier alsII 〈 meervoud〉————————common2〈bijvoeglijk naamwoord; commonness〉1 gemeenschappelijk ⇒ gemeen, gemeenzaam3 gewoon ⇒ algemeen, gebruikelijk, gangbaar4 ordinair♦voorbeelden:Common Market • gemeenschappelijke markt, Europese (Economische) Gemeenschapcommon property • gemeenschapsgrond, gemeenschappelijk eigendomit's very common • het komt heel vaak voorfor the common good • in het algemeen belang3 the common herd • de meute/massathe common man • de gewone man, Jan met de petcommon people • gewone/doorsnee mensen¶ common carrier • vervoersbedrijf, busondernemingmake common cause with • gemene zaak maken metcommon divisor, common factor • gemene delercommon ground • overeenstemming, punt van overeenkomstcommon law • gewoonterecht, ongeschreven recht(The Book of) Common Prayer • anglicaanse liturgiecommon sense • gezond verstand〈Brits-Engels; juridisch〉 Common Serjeant • 〈 ongeveer〉 advocaat-generaal 〈 bij Londens gerechtshof〉common time • (doorgeslagen) vierkwartsmaatcommon viper • adder -
2 by common consent
-
3 assent
n. toestemming--------v. toestemmenassent1[ əsent] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toestemming ⇒ instemming, aanvaarding♦voorbeelden:by common assent • met algemene stemmen, unaniem————————assent21 toestemmen ⇒ instemmen, aanvaarden♦voorbeelden: -
4 consent
n. toestemming; er mee instemmen--------v. stemt toe; is het er mee eensconsent1[ kənsent] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toestemming ⇒ instemming, goedkeuring♦voorbeelden:————————consent2〈 werkwoord〉1 toestemmen ⇒ zijn goedkeuring/toestemming geven, zich bereid verklaren♦voorbeelden: -
5 universal
adj. universeel, algemeen (van de hele wereld, totaal, inclusief, algemeen)--------n. algemeen, universeeluniversal1[ joe:nivvə:sl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 algeme(e)n(e) begrip/principe/eigenschap————————universal2〈bijvoeglijk naamwoord; zelfstandig naamwoord: universality〉1 universeel ⇒ algemeen, wereldomvattend4 kosmisch♦voorbeelden:universal product code • streepjescodeuniversal rule • algemeen geldende regeluniversal time • universele tijd, wereldtijduniversal donor • donor met bloedgroep Ouniversal suffrage • algemeen kiesrecht
См. также в других словарях:
Dutch European Constitution referendum, 2005 — The Dutch referendum on the Treaty establishing a Constitution for Europe was a consultative referendum that was held on 1 June 2005 to decide if the Netherlands would ratify the proposed Constitution of the European Union. The vote was the first … Wikipedia